Als je mij al eens hebt horen praten, dan weet je dat het geen zuiver ABN is. Maar wat dan wel? Aan het eind van een gesprek, of er middenin, vragen mensen vaak aan me waar ik oorspronkelijk vandaan kom. Zeeland. Zeeuws-Vlaanderen. West-Zeeuws-Vlaanderen om precies te zijn. Euh… waar? 😉
Tenzij je een Zeeuw bent of kent, weet je mijn dialect te plaatsen. Maar geloof me, de meeste mensen weten het niet en gokken. Rotterdam, Twente, Limburg. Ik heb het allemaal gehoord. Maar helemaal uit het veld geslagen was ik, toen mij werd verteld dat Engels mijn moedertaal zou zijn en Nederlands mijn tweede taal.
Wat het dan precies is waardoor ik zo klink? Zoals elk dialect: de uitspraak, de woorden en ja, ook de grammatica. Maar daarvoor moeten we eerst even terug in de tijd.
Een rijk verleden
Tot ongeveer 1600 maakte Zeeuws-Vlaanderen (toen: Staats-Vlaanderen) deel uit van het graafschap Vlaanderen. Pas vanaf 1814, na de val van Napoleon, behoorden we niet langer tot Frankrijk, maar tot de Provincie Zeeland. Als onderdeel van Nederland.
En denk vooral niet te min over de situatie in Zeeuws-Vlaanderen in die tijd. Voorbeeld: de grensplaats Sluis, waar net als ik ook Johan Hendrik van Dale – de bekende woordenboekenmaker – vandaan komt, was rond de vijftiende eeuw uitgegroeid tot een van de grootste steden van de Nederlanden. En wat ons zo speciaal maakte? De nabijheid van water: de Noordzee, de Westerschelde en de toegang tot de Schelde die naar Antwerpen leidt.
Geen wonder dus dat er flink om is gestreden. Toen België in 1830 onafhankelijk werd van de Nederlanden zijn er flink wat pogingen ondernomen om Zeeuws-Vlaanderen in te lijven. Helaas. Na de annexatieplannen van België tijdens de Eerste Wereldoorlog waren we er klaar mee. En daar hebben we ons strijdlied aan te danken. Wat? Jep, niks van gelogen. 😉
Een mix van West, Zeeuws en Vlaams
Oké, terug naar het West-Zeeuws-Vlaamse dialect. Eerst de mix tussen Zeeuws en Vlaams. Omdat we geen verbindingen – de Westerscheldetunnel telt niet mee – hebben met het vasteland: Zeeland en de rest van Nederland, maar wel met België, verklaart dit de combinatie Zeeuws-Vlaams. Wanneer die combinatie tot uiting komt? Zeeuwen krabben geen korstjes open, ze krauwen. En onze Belgische buren zeggen frèsen als ze het over aardbeien hebben, afgeleid van het Franse fraises. En dus zeggen wij frènz’n. Terwijl dezelfde Vlamingen een vrachtwagen camion noemen. En daar trekken wij de grens. 😉
Het ‘West’ in West-Zeeuws-Vlaanderen is een belangrijke toevoeging, want het is totaal iets anders dan wat ze in het oosten spreken. Dit is grotendeels te danken aan de Braakman: een oude zeearm die nu ingedamd is. Het natuurgebied splitst west en oost in tweeën. Qua geografie én qua taal. Want een aardbei noemen ze in het oosten een jèrebees. En petetters is wat ze in het najaar oogsten. Wij praten over èrpels. Aardappelen dus.
Het verschil tussen west en oost heeft ook zeker iets te maken met de Belgische provincies waaraan we grenzen. Het westen grenst aan West-Vlaanderen en het oosten aan Oost-Vlaanderen. En geloof me, tussen die twee Vlaamse dialecten zit een wereld van verschil. Maar dat is een totaal ander verhaal.
Oké, nu je een beetje bijgepraat bent over het West-Zeeuws-Vlaams en de regio, gaan we de volgende keer verder met een stappenplan. Want iedereen kan West-Zeeuws-Vlaams leren praten. Nou ja… Dat gaan we proberen in ieder geval in deel 2. Tot ziens en de leute eh! 😉
Laat een reactie achter