Sinds deel 1 weet je nu al wat meer over het West-Zeeuws-Vlaams. Watte? Jep, mijn dialect. Een beetje geschiedenis, een strijdlied, de mix tussen het Zeeuws en het Vlaams. Als je geheugen moet worden opgefrist, dan kun je hier terecht. Maar het is de taal die het eigen maakt. Het West-Zeeuws-Vlaamse dialect. En dat is makkelijker dan ooit te leren via dit stappenplan. Luuster en leer!
Les 1: een introductie
Oorspronkelijk komen de Lamaketta’s uit Terneuzen, en dat hoort toch niet echt bij ons, maar het is een goede intro. Het maakt niet alleen onze identiteitscrisis duidelijk, het zegt ook een hoop over ons taaltje. Oh, en tussen haakjes lamaketta betekent laat maar, ik heb het al gevonden. Kiek maar:
Les 2: leutige durpjies
West-Zeeuws-Vlaanderen bestaat uit de volgende plaatsen: Bresjies, Sinte Pier, Djih, Wosburg, de Hroe, Sesande, Trusement, Kerzand, Tieke, ’t Kerkje, Sluus, Èrdeburg en Schwondieke. Om het wat pakkender te maken:
Les 3: een paar uitdrukkingen
“We gaan af en toe op café en drinken hèrn een pintje, op ’t strange komn we oek vee, binst we nao d’n overkant schuumn. Ons kent ons, dus we vragen maar al te vaak van wie ben hie der jintje of roepen enthousiast uit wien à me daor èhn of kiek wie d’r ier op de piere kom stuukn als we iemand tegenkomen die we kennen. Als we van huis vertrekken, dan haon wudder deu en zin wudder van ’t ‘of. Het moet niet altijd precies, dus ’t steek nie op ’n juunpelle, het mag van een ende. We werken ard, heevn vee sjette, en zijn aan het eind van de dag ’t gat af, jillemaa verabbezakt, klaar om naar ons nist te gaan.”
Les 4: ’t platteland
Landbouw is belangrijk in de streek, dus hebben we het ook over: juun, bjittn, erpels, tèrve, hèrste, tuunbwon’, hoszaad, vèrkens, koei’n, schaop’n en fassef een trekker. Zie je ‘m?
Les 5: Kalm blijven en…
tot tien tellen in het Zeeuws: jinne, twijje, drieje, viere, vuuve, zesse, zevene, achte, nehene, tiene. Over het algemeen zijn we nuchter en blijven we kalm. Maar er zijn van die momenten… 😉
Les 6: We voegen vaak letters toe
Blij = blieje, bloem = blomme, bril = brille, was = waste, kerk = kerke, klok = klokke, kwast = kwaste, lamp = lampe, merel = mèreloar, plas = plasse, pruime = pruume, slager = slagter, soep = soepe, zon = zonne.
Les 7: Maar we slikken ook veel letters in
Bladeren = bloar’n, bonen = bwon’, borstel = bustel, kaars = kèès, konijn = knien, door = deu, markt = mart, met = mie, paars = pèès, tenen = tjin.
Les 8: g = h
De g doet niet mee en daarvoor in de plaats komt een h: ’t is hoed, Belgen = Belhen, gras = hos, gaas = hoaaijze, gang = hank, geit = heite, gekomen = hehrocht, graag = hèrn. Het leukste woord? Muhhenhuheuhen. 😉
Les 9: De h? Welke h?
En soms laat de h het ook afweten: ’t is ier hoed, honing = eunink, honger = oenger, je haar = jen ‘aar, Holland = Olland.
Les 10: De dans van de klinkers
- de a is een e (pèrd, slekke)
- de e is een i (immer, nist, vint)
- de i is soms een e (schelle)
- de o is een u (durp, vurke, wurm) of een eu (beuter, meuln, neute, veuhel, zeune)
- de ij is een ie (bie, blieje, diek, lieste, spieker, wien, zwieh’n)
- de ui is een uu (buuk, duun, juun, muus, thuus, vliegtuug, vuul)
- de uu is soms een ie (diere)
Les 11: Een goeie burenband
Soms laten we ook net iets te veel van onze (West-)Vlaamse kant zien: de g die in een h verandert, de h die niet wordt uitgesproken aan het begin van een woord, de t die niet wordt uitgesproken aan het eind van een woord, oe noemt ie, wouwen, stuutn, frettn, judder, wudder, zudder, udder, ’n oender = een kip, ’n boele = een eend, weeral = alweer, mispeuteren = iets slecht of verkeerd doen, bekant = bijna, breefel = mond, dikke nek = arrogant persoon die denkt dat hij/zij beter is dan de rest. Kom op, jij kent vast ook wel een dikke nek. 😉
Tot slot: de verklarende woordenlijst
abmaran = alsmaar, de hele tijd
appelbieje = wesp
appelsinne = sinaasappel
beuze = zak
blèt’n = huilen of zeuren
blèter = zeur
bots = meteen, nu
’n brokke = een beetje
bucht = iets vies, rommel
dul = boos
durpel = drempel
duts = niet met één woord te benoemen: simpel persoon, onhandig persoon, sukkel,
dwark = opstandig persoon, ook wel koppigaard
fassef = natuurlijk
fluute = mannelijk geslachtsdeel
frènzn = aardbei
grettn = (geniepig) lachen
harre = kier of bilnaad
hobbelehei = rupsbaan (kermisattractie)
hornaat = garnaal
hotsternokke = godverdomme
huunter = daar
jukte = jeuk
juunbuuze = frikandel speciaal
kakkernistje = het jongste kind
kaoie = kade
ketelpak = overall
klakker = wentelteefje
klienke = deurkruk
knienepuupe = Westerscheldetunnel (sarcastisch)
krote = rode biet
kuulefater = cultivator
leute/leutig = lol(lig), plezier hebben; grappig
maoneschitter = bromvlieg
mottig = vies
muggelen = (onhandig) prutsen
okkerneut = walnoot
ost = haast
ouweele = onkruidwieder om vuulte op ’t land te kappn 😉
overlest = overlaatst
peekluts = stamppot met wortels en uien; hutspot
perrelippe = puddingbroodje (ook wel: papkoek)
perrezjikker = paardenbloem
pimpampoentje = lieveheersbeestje
pinne = vervelende vrouw
platte zeuhe = pissebed
postekop = hoofdkaas
preiprol = stamppot met prei
preute = vrouwelijk geslachtsdeel
prossen = morsen
pruts = klein kind
puupe = buis
pûût = kikker
rik = rug
rîvve = hark
schaa’je = schaduw
scheuteldoek = vaatdoek
schuumn = (nieuwsgierig) rondkijken
schûve = lade
seute = truttig persoon
slets = slipper
sluts = slap
slik = modder
slunze = vaatdoek
snok = ruk
snotkoker = snotneus
stremien = vergiet
stuute = boterham
tiengel = brandnetel
toogpuuste = bierbuik
treeve = onderzetter
vaneihens = natuurlijk
verinneweern = kapot maken; slopen
vermaak = omheining
veurebedekker = onderbroek
veurende = kopakker
vuulte = onkruid
zochte = zacht
zji = zee
zifte = zeef
zjippe = zeep
zjirre = zeer; pijn
zjivvern = zeuren
En? Kun je deze lijst aanvullen? Ik hoor het graag van je! Reageer hieronder of laat een reactie achter via Facebook. 😉
Tis diezig = het is mistig.
Ooit al eens gezegd tegen vrienden uit Noord Holland, in de veronderstelling dat het Nederlands was, maar ze snapten er niks van. Haha, lol
Haha herkenbaar: het niet eens in de gaten hebben, terwijl vrienden je aankijken alsof je gek bent. 😉 Bedankt voor de toevoeging!
Mijn vader zei wel eens ,
een sjappetower,betekent een raar iemand.
Hoi Elies! Oh leuk, dat woord ken ik nog niet, maar ik ga het zeker onthouden. Ik ken toch genoeg sjappetowers… 😉
Paar woorden die nog zo in me opkomen:
n koekenschop was bij ons in t gezin een heel gangbaar woord totdat duidelijk werd dat het toch echt een relict uit het zeeuws (kerzands) van mijn vader was en anderen dit een bakspatel of pannekoekenmes noemen….
Een passefiete is een mooi woord voor roerzeef. En t ha ketievig sin – als het fris (kouder) wordt.
Nog een paar vogels zoals die door mijn opa en oma ut droaibruhe benoemd werden; duumpje (winterkoning), perdewachtertje (witte kwikstaart), marolle (meerkoet of waterhoen?), poelepetaatje (parelhoen). Beiers (voor kruisbessen), schimmelkousn (dauwbramen). Platte zeuhe staat hier als pissebed, maar ken ik ook als borstel om te schrobben.
Ha Robert, leuke toevoegingen! De passefiete ken ik inderdaad, de koekenschop niet. Leuk om te herintroduceren haha! Dank voor je reactie.
Ik kommn van Denoek, dus wudder hebruukn woordn die ostebie etzelde zien, maa ier lees ik toch wa dak dink,….nji! :
op ’t strange komn we oek vaak, binst we nao d’n overkant schuumn.
Vaak? moetta gjin “veej” zien ?
Hie e jillemao heliek! 😉 Ik heb het meteen aangepast, dank je!
Laat een reactie achter