Het verschil tussen mits en tenzij

In het Nederlands bestaan er een hoop verwarwoorden: woorden die je vaak door elkaar gebruikt. Woorden die je verwarren. Vaak is dat simpel en snel op te lossen. In deze nieuwe reeks ‘Verwirwarwoorden’ leg ik je kort en helder uit wat precies het verschil is en wanneer je welk woord moet gebruiken. Deze keer: mits en tenzij.

De korte versie

Mits betekent op voorwaarde dat, indien.

Tenzij betekent behalve als.

De lange(re) versie

Mits en tenzij zijn verwarwoorden, omdat ze vaak door elkaar gebruikt worden. Terwijl een zin juist een totaal andere betekenis kan krijgen als je de woorden met elkaar verwart. Voorbeeld:

We gaan vanavond naar de bioscoop, mits er een spannende film draait.

We gaan vanavond naar de bioscoop, tenzij er een spannende film draait.

Bij de eerste zin ga je alleen naar de bioscoop als er een spannende film draait. Zijn er geen spannende films die avond (= de voorwaarde), dan gaan we ook niet naar de bioscoop.

Bij de tweede zin ga je juist niet naar de bioscoop als er een spannende film draait. Draait er een spannende film, dan ga je weer rechtsomkeert naar huis. 😉

Ezelbruggetje

Mits rijmt op bits: iemand die altijd boos is, zeurt, voorwaarden stelt. “Je mag vanavond uit, mits je je huiswerk maakt.” “Het is prima als je weg wilt, mits je eerst de afwas doet.” Heel toevallig lijkt bits dan ook op bitch. (En nee, ik suggereer hier niet dat alleen vrouwen zeuren! ;))

Ik heb nooit gezegd dat ezelsbruggetjes makkelijk zijn, dus mocht het nog te lastig zijn: zoek het op en onthoud in ieder geval dat ze een tegenovergestelde betekenis hebben: mits en tenzij.  Of ga even aan de slag met de volgende oefenzinnen. Wedden dat je het nu wel onthoudt? 😉

Oefenzinnen

  1. Zullen we vanavond gaan barbecueën, …… het droog blijft?
  2. Artikelen kunnen binnen 14 dagen geruild worden, …… u de originele kassabon nog kan tonen.
  3. Een proeftijd is toegestaan bij het eerste contract, …… het een contract is met een duur van meer dan zes maanden.
  4. Met ‘dag’ wordt een kalenderdag bedoeld, en niet een werkdag, …… anders wordt aangegeven.
  5. Ik ga morgen hardlopen, …… het niet gaat regenen.
  6. Opzeggen is noodzakelijk, …… u een doorlopend abonnement heeft.
  7. Het gebruik van alcohol onder jongvolwassenen hoeft geen probleem te zijn, …… er goede voorlichting wordt gegeven.
  8. Wij zijn gesloten op zondag en maandag, …… het een feestdag is.

Welke woorden haal jij altijd door elkaar? Laat het me weten en dan schrijf ik er een nieuw blog over! 😉

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.